Angst en depressie vanuit evolutionair perspectief

21 november 2020 • Michi Almer • BOEKEN

9789057124785 frontWij mensen zijn wat onze biologische bagage betreft gevormd door een lange evolutionaire geschiedenis. Daarin zijn ongekende mogelijkheden ontstaan. Van het ontwikkelen van talen, samenwerking met ontelbaar veel anderen, tot het omvormen van onze omgeving tot de meest uiteenlopende culturen. Maar dezelfde geschiedenis heeft ons ook opgezadeld met kwetsbaarheid voor allerlei aandoeningen. Randolph M. Nesse, hoogleraar aan de Arizona State University, schreef Het nut van angst en somberheid, een boek over een evolutionaire benadering en hun betekenis voor de psychiatrie.

Bedenkingen
Laat ik maar bekennen: ik heb een haat-liefde verhouding met evolutionaire verklaringen in psychologie en psychiatrie. Al te vaak wordt de evolutie erbij gesleept om bepaalde verschijnselen – en vooroordelen! – als natuurlijk en onveranderlijk te presenteren en van een wetenschappelijk sausje te voorzien. Mensen zouden van nature competitief, of juist coöperatief zijn, mannen dominant en vrouwen ondergeschikt, hebzucht en agressie zouden deel uit maken van de menselijke natuur en de weerzinwekkende ongelijkheid zou wijzen op de superioriteit van hen die daardoor de hoogste sport van de ladder wisten te bereiken.

Serieuze evolutiebiologen houden zich evenwel verre van redeneringen die de effecten van culturele en maatschappelijke verhoudingen negeren. Ze hebben wel degelijk een punt als zij ervoor pleiten onze biologische eigenschappen als resultaat van een lange ontwikkeling te zien.

Nieuwsgierig, maar ook met enige reserve begon ik dus aan Het nut van angst en somberheid. Inzichten uit de evolutionaire psychiatrie. De auteur, Randolph Nesse is hoogleraar psychiatrie, psychotherapeut en medegrondlegger van de evolutionaire geneeskunde, een vakgebied dat probeert te verklaren hoe onze kwetsbaarheid voor allerlei ziektes en aandoeningen is ontstaan. Nesse schrijft verhalend over zijn eigen ontwikkeling, over gesprekken met cliënten en collega’s en over problemen in theorie en onderzoek – ietwat ijdel, maar zeer toegankelijk. Hij heeft een prettig kritische kijk op de psychiatrische praktijk.

Evolutionaire fitness
incaHet draait in de evolutieleer allemaal om evolutionaire fitness: het aantal nakomelingen dat overleeft en zelf weer nakomelingen krijgt. Hoe meer dat er zijn, hoe meer van juist die genen die daarvoor zorgen in de toekomstige populatie aanwezig zijn. Nesse gebruikt het beeld van een potje waarin je je overtollige wisselgeld bewaart. Af en toe haal je er iets uit: meestal zilverkleurige munten die nodig zijn voor automaten. Door deze selectie wordt de inhoud van het potje na verloop van tijd koperkleurig met nog maar enkele zilveren vlekjes. Op een vergelijkbare manier vormt natuurlijke selectie lichamen en hersenen die in staat zijn deze darwinistische fitness in de natuurlijke omgeving van de betreffende soort te maximaliseren. Neem konijnen die in een omgeving leven met aardig wat vossen: de roekeloze exemplaren worden opgegeten voordat zij zich kunnen voortplanten. De te angstige exemplaren durven vrijwel niet buiten en raken ondervoed, wat hun kansen op succesvolle voortplanting ook geringer maakt.

Het nut van angst
Ook mensen zijn volgens Nesse het beste af met een gemiddeld niveau van angst. Want al zullen mensen met weinig angsten zich niet snel bij psycholoog of psychiater melden, zij zijn geneigd risico’s te onderschatten en daardoor zichzelf en anderen in gevaar te brengen. Angsten zijn nuttig omdat ze ons op dreigende gevaren attent maken. Onze voorouders kwamen als ze drinkwater zochten wel eens een dorstige leeuw tegen. De paniek die het zien van de leeuw teweegbracht, deed hen vluchten: in een boom klimmen of wegkruipen in een voor de leeuw ontoegankelijk holletje. Zo lukte het soms deze ontmoeting te overleven. Daarna waren zij enige tijd banger en voorzichtiger – wetend dat er een leeuw in de buurt zou kunnen zijn.

Heilzaam inzicht
Mensen die kampen met angst- en paniekaanvallen, zijn vaak bang dat ze iets lichamelijks onder de leden hebben: de fysiologische kant van de vlucht- of vechtreactie leidt tot hartkloppingen en kortademigheid, terwijl er vaak niets is om voor weg te rennen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: lichamelijke gewaarwordingen die bij de angst horen leiden tot nieuwe angsten. Sinds hij zich in de evolutie heeft verdiept legt Nesse angstige mensen uit dat je angst en paniek kunt vergelijken met een alarmsysteem dat wijst op een mogelijk gevaar. En dat is helaas nogal scherp afgesteld. Vergelijkbaar met een rookmelder waarvan we voor lief nemen dat die ook afgaat door de onschuldige rook van een aangebrand toastje. We willen zeker weten dat hij niet stil blijft bij een echte brand. Het alarmsysteem wordt gevoeliger naarmate we vaker met angstige situaties worden geconfronteerd. Deze uitleg maakte niet alleen dat cliënten inzagen dat hun paniekaanval niet door een hartziekte werd veroorzaakt; ze voelden zich ook krachtiger en minder ‘gek’ dan mensen die van hun behandelaar te horen kregen dat ze aan een psychische ziekte leden.

De kunst van het opgeven
Ook op stemmingsstoornissen kan een evolutionair perspectief een nieuw licht werpen. Zo weten we dat sommige jonge apen, als ze verdwaald zijn doodstil op een plek blijven zitten. Op die manier gebruiken ze zo min mogelijk calorieën en vermindert de kans dat ze door een roofdier worden opgemerkt. Ook bij statusconflicten tussen dieren die in groepen leven zien we dat de verliezers vaak een depressieve indruk maken: ze gedragen zich passief en onderdanig en voorkomen daarmee dat ze worden aangevallen door een sterkere rivaal. ‘Deceiving down’ wordt dat genoemd: in plaats van te laten zien – en overdrijven – wat je kunt, doe je je zwakker voor en verstop je je capaciteiten. Nesse merkt op dat dit beter lukt als je jezelf ervan overtuigt dat je weinig waard bent en weinig kunt, en dat dit verrassend veel lijkt op het neurotisch zelfondermijnend gedrag dat Freud toeschreef aan castratie-angst.

Als onze vroege mensachtige voorouders op zoek gingen naar eten zorgden stemmingswisselingen voor een efficient gebruik van hun energie. Stel ze vonden een goed gevulde bramenstruik. Enthousiast beginnen ze te plukken en te eten. Na verloop van tijd zijn er steeds minder bramen over, en die laatste zijn ook nog eens diep verborgen in de struik en kunnen alleen met moeite en veel schrammen geplukt worden. De stemming slaat om: het is tijd om verder te trekken.

Depressie uit het niets?
unnamedStatusverlies, dingen die veel tijd en energie kosten en weinig opleveren, streven naar onbereikbare doelen, in Nesses ogen zijn dat de voornaamste bronnen van depressie. Hij verwijst naar epidemiologische onderzoeken die aantonen dat depressies meestal volgen op ingrijpende levensgebeurtenissen. Vooral eerste depressies zijn volgens hem vrijwel altijd te herleiden tot nare situaties of gebeurtenissen. Ook voor de moderne mens kan zo’n depressieve periode een signaal zijn te stoppen met het najagen van onvervulbare verlangens en ambities, een destructieve relatie te beëindigen of ander werk te zoeken. Ook psychische lamlendigheid die vaak gepaard gaat met lichamelijke ziekten heeft nut: ze dwingt ons de rust te nemen die nodig is om de ziekte te overwinnen.

Minder nuttig lijken depressieve symptomen als iemand in een langdurige uitzichtloze situatie zit; dan maken gebrek aan energie en zin om iets te ondernemen het juist moeilijker om die situatie te veranderen. Maar evolutionair gezien valt ook dit te verklaren: in de voorgeschiedenis van de mens was de bij uitstek nare situatie er een van voedselgebrek en was het nuttig zo min mogelijk energie te verspillen. En terwijl onze voorouders er na verloop van tijd toch weer op uit moesten dreigen wij in een negatieve spiraal te komen: isolement, weinig beweging en dergelijke maken dat we ons steeds beroerder voelen.

Lessen voor de praktijk
Vanuit zijn benadering heeft Nesse stevige kritiek op de gangbare psychiatrische diagnostiek en de praktijk. Angst en somberheid zijn natuurlijke reacties; symptomen die erop wijzen dat er iets niet in orde is, zoals pijn, hoesten of misselijkheid kunnen wijzen op een luchtweginfectie, vanwege een allergie of nog iets anders; zo kan misselijkheid komen door een voedselvergiftiging of een maag-darmvirus. Psychiaters houden zich aan de DSM en stellen hun diagnose op basis van clusters van symptomen. Dit Symptomen voor ziekten aanzien, is volgens Nesse een ernstige medische blunder. Als iemand pijn heeft moet je niet alleen de pijn bestrijden maar ook zoeken naar mogelijke oorzaken. Depressieve klachten zijn psychische pijn en vragen eveneens om pijnbestrijding maar net zo goed om onderzoek naar de oorzaken ervan. Een behandelaar die zich alleen op de symptomen richt, verwaarloost moedwillig informatie die relevant is om te begrijpen waar angst of somberheid vandaan komen.

In de huidige praktijk is dat helaas scheering en inslag. Nesse wijst erop dat het voor wie ernaar vraagt bij eerste depressies meestal vrij gemakkelijk is te achterhalen waar de ontstemming vandaan komt, terwijl latere episodes uit de lucht lijken te vallen. Als de behandeling zich alleen op symptoombestrijding heeft gericht, terwijl de situatie waarin iemand zich bevond voortduurde of zelfs verslechterde, ligt het voor de hand de nieuwe depressie toe te schrijven aan de ‘ziekte’ van de persoon in kwestie. Zo blijft de praktijk die blind is voor onderliggende problemen zich bevestigen en worden mogelijkheden voor een meer duurzame behandeling gemist.

Andere psychische malaise
1240Het moge duidelijk zijn dat Nesses specialisme angst- en stemmingsklachten is. Wat hij over andere psychische klachten schrijft, valt een beetje tegen. Eetstoornissen en verslaving worden in verband gebracht met leven in een westerse wereld van overvloed. Geen nieuw inzicht. Wel aardig vond ik de gedachte dat ons lichaam zich vooral goed weet te beschermen tegen gebrek aan voedsel: zodra er minder voedsel binnenkomt, probeert het systeem reserves aan te leggen en gaan we verlangen naar veel en vet eten. Een zegen voor tijden van voedselschaarste, een ramp voor wie af wil vallen. Over seksuele problemen – mannen die te snel, en vrouwen die moeizaam of niet klaarkomen – is het antwoord van de evolutionaire benadering simpel: dat verhoogt de kans op bevruchting.

Ronduit teleurstellend vond ik het laatste hoofdstuk waarin autisme, schizofrenie en bipolariteit aan bod komen. Ernstige, genetisch bepaalde ziektes, meent Nesse. Van zijn appel om de situaties waarin zij zich voordoen te onderzoeken blijft weinig over. Alleen dat wij mensen het moeten hebben van cognitieve vaardigheden en dat die waarschijnlijk een selectievoordeel hebben opgeleverd voor individuen wier genen ook een verhoogd risico hebben op ontsporingen op cognitief gebied.

Ergens lijkt dat op een gedachte die ik stiekem al jaren koester: dat onze vatbaarheid voor psychose de keerzijde is van ons vermogen ons dingen voor te stellen die er niet zijn, nog niet, of niet meer. Dingen die er nog niet zijn, maar waarvan we zouden willen dat ze er waren en die ons daarom motiveren om verder te gaan; dingen die er waren en waarvan we willen dat ze nooit meer gebeuren en die ons daarom motiveren ons te verzetten. Het is dit vermogen dat de motor is van de culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de mensheid. Het moet net als onze emotionele uitrusting en de stemmingsregulatie ergens in onze evolutionaire voorgeschiedenis zijn ontstaan. Natuurlijk kan ook dat ontsporen… Ik hoop dat Nesse een collega heeft die zich daarin wil verdiepen en die even respectvol en nauwgezet zal schrijven over wanen en hallucinatie als Nesse schrijft over angst en somberheid. Dan zal waarschijnlijk blijken dat wanen en andere psychotische symptomen net als heftige angst of somberheid ontsporingen zijn van iets wat over het algemeen zeer nuttig is.

Het nut van angst & somberheid. Inzichten uit de evolutionaire psychiatrie. Randolph M. Nesse. Uitgeverij Nieuwezijds.

368 blz. € 29,95