Je moet wel meewerken

30 mei 2019 • Richelle Wansing • THERAPIE

nathan dumlao 599281 unsplashHet zal je maar gebeuren: terechtkomen bij een psycholoog die hardnekkig probeert een probleem te behandelen dat je niet hebt, en het probleem waar je voor kwam negeert. Het overkwam Richelle Wansing, die voor ons nauwgezet reconstrueerde wat er gebeurde. In deze tijden van kortdurende, protocol-gestuurde psychotherapie zou zoiets wel vaker kunnen voorkomen. Maar als het probleem waarvoor je hulp zoekt, is dat je jezelf veel te meegaand vindt, dat je steeds in situaties komt waarin anderen de regie hebben dan wordt het wel heel bizar.

Angst?
Ik kreeg koffie én water. ‘Ik vond het eigenlijk wel een goed idee van je,’ zei hij terwijl hij ook voor zichzelf twee drankjes op de koffietafel neerzette. Hij pakte zijn notitieblok op schoot. We zaten nu eenmaal in onhandige loungestoelen. ‘Goed, laten we beginnen.’

'Als je denkt aan werk,' zei hij. 'Wat is dan je allergrootste angst?' Ik hoefde daar geen moment over na te denken: 'Dat het me niet zal lukken om weg te komen.' 

Het woord 'werk' alleen al maakte dat ik me uit de voeten wilde maken, net als het woord 'zus'. Vorige week bij de intake had ik hem uitgebreid verteld hoe ik me laatst instinctief voor haar uit de voeten had willen maken, terwijl ik ondertussen het tegenovergestelde deed: Ik was tot het uiterste gegaan om het toneelstuk, waar ik voor mezelf de titel ‘ik heb een zus’ had bedacht, mee te spelen. Daarvan raakte ik overspannen, in paniek. En dan, wanneer ik geen zinnig woord meer wist uit te brengen en dat me ook aan te zien was, dan mocht het. Weggaan. 

'Goed,' zei hij op een toon alsof we rond waren. En inderdaad, want hij liep naar de flipover en schreef mee met wat hij zei. 'Het doel: het wegnemen van je angst.' 

Dit ging helemaal mis, dacht ik geschrokken. Angst? Hoe kwam hij daar nou bij?

Vier G’
Ondertussen praatte hij gewoon verder. Hij vertelde hoe de therapie eruit zou komen te zien. 'Cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat het begrip dat iemand van een situatie heeft, met name de gedachten die hij erover heeft, bepalend zijn voor zijn gedrag.' Hij tekende de vier-eenheid waar zijn stam heilig in gelooft. Gebeurtenis > gedachten > gevoelens > gedrag. Er gebeurt iets, je denkt er iets over, dat maakt dat je er iets bij voelt en daardoor vertoon je weer bepaald gedrag. 

Mijn reactie op het gevoel dat het helemaal mis ging, was denken: waar was het mis gegaan? Wat is je grootste angst, had hij gevraagd. Hij was zomaar uit het niets over angst begonnen en ik had zijn vraag beantwoord. Ik voelde me als een stuk wild dat in een valstrik was gelopen. 

edan cohen 1244306 unsplash'Het gaat er dus om dat we je gedachten gaan proberen te veranderen. Enerzijds door ze te analyseren, anderzijds door je nieuwe ervaringen te laten opdoen. Als je immers een nieuwe positieve ervaring hebt, dan zullen je oude gedachten als vanzelf mee veranderen. We gaan je dus – geleidelijk aan hoor, wees gerust – in situaties brengen waar je bang voor bent.'

Werk! Hij wil dat ik weer aan het werk ga! dacht ik geschrokken.

Doodsbleek moet ik hem hebben aangekeken, voor hem een teken om direct door te pakken. 'Jouw grootste angst is dat je niet meer wegkomt, dus laten we eens naar die gedachte kijken. Vind je dat een reële gedachte? Wie weet is je nieuwe werkplek wel hartstikke leuk. Je hebt maar één slechte ervaring gehad en daar hang je nu wel alles aan op.'

Tien jaar, één ervaring?
'Eén slechte ervaring?' herhaalde ik verbijsterd. 'We hebben het over tien jaar. We hebben het over talloze pogingen tot daar wegkomen. Het gaat erom dat het me niet lukte, het gaat erom dat ik dat echt wilde. We moeten het dus hebben over waarom het niet lukte.'

'Maar het is maar één ervaring,' zei hij weer. 'Je weet niet hoe het de volgende keer gaat.'

'Jawel,' zei ik, 'want ik weet toch hoe ik me op die nieuwe werkplek zal gedragen? Zoals altijd.'

'Dat weet je niet,' zei hij, 'want je gaat het niet aan.' 

Hij bleef maar suggereren dat ik situaties aan het vermijden was, terwijl ik hem er op bleef wijzen dat het probleemgedrag hem juist zat in de manier waarop ik situaties aanging. Hij had de verkeerde G te pakken. Tot driemaal aan toe begon weer hij over dat getal één dat volgens hem niet te ontkennen viel. Daarna sprong hij over op wat voor mij een eerste kleine stap zou kunnen zijn. Iets wat ik kon aangaan.

Anders dan afgesproken
Dit ging helemaal mis, dacht ik weer. Vorige week had ik hem alles verteld wat ik wist. Hoe het op mijn werk voelde alsof ik in een toneelstuk gevangen zat. Niet alleen daar, maar overal: de anderen hadden de regie, niet ik. Dat was niet iets wat zich één keer had voorgedaan, daarom had ik hem ook zoveel voorbeelden gegeven. 

'Ik zal heel eerlijk tegen je zijn,' had hij toen aan het einde van het gesprek gezegd, 'ik ga je niet kunnen helpen.' Het maximale traject dat hij me kon bieden was tien sessies. Ik zou een langdurig specialistisch traject nodig hebben, geen basishandeling. Dat gezegd hebbende was er ook iets dat hij me wel kon bieden. De specialistische zorg had lange wachtlijsten, die tijd zou ik bij hem kunnen overbruggen. Hij wist dat ik een uitgebreid diagnostisch traject nodig zou hebben, dus waarom zouden we daar niet alvast mee beginnen?

Vorige week had meneer de psycholoog me gezegd dat we vandaag mijn klachten in kaart zouden gaan brengen. Vandaag bleek dat hij die zelf al had ingevuld. De lange adem was van de baan en ik zat ineens middenin een basisbehandeling angsttherapie. Tien sessies. Nog acht te gaan. Terwijl het woord ‘angst’ vorige week helemaal niet was gevallen.

Brief
Ik stond op de stoep en wilde me uit de voeten maken. Zo prettig als ik me had gevoeld over het eerste gesprek, zo ontsteld voelde ik me nu. Ik wilde van deze man af, wegwezen, maar ik deed weer eens het tegenovergestelde. Ik begon aan een brief die ik hem de volgende keer zou voorlezen. Al geloofde ik er niet in, toch hoopt ik dat hij me zou begrijpen.

Ik schreef alsof Aristoteles bezit van me had genomen. Een lesje in logica. Ik wees hem op de keren dat hij mij de pas had afgesneden door zomaar op een ander onderwerp over te stappen. Ik wees hem op de aannames die hij op die manier het gesprek had weten binnen te sluizen, terwijl die niet logisch volgden uit wat ik had gezegd. In tegendeel. Ik wees hem op de logica van zijn eigen heilige vier-eenheid. De G van Gedrag. Mijn gedrag was niet dat ik situaties ontweek. Als ik dat al deed, dan mocht dat hooguit bestempeld worden als secundair gedrag. Mijn primaire gedrag was de manier waarop ik situaties aanging, dat ik erin meeging. Daar was ik voor gekomen, dat had ik hem uitgelegd, dus dat zou het uitgangspunt moeten zijn. 

Complimenten 
Mijn handen trilden, mijn stem trilde, zo begon ik de derde sessie met voorlezen. Na vijftien minuten naar mij geluisterd te hebben, was het zijn beurt. 'Ik vind het heel goed hoe je hiermee omgaat,' zei hij, 'want je had ook kunnen besluiten om niet meer te komen.'

'Nee,' zei ik, 'dat had ik dus niet. Dit is een voorbeeld van een situatie waar ik in meega.' 

Hij ging er niet op in. 'En wat een geweldig stuk gereedschap voor jou, zo'n brief.' 

O God, hij prijst me dat ik tegen hem ben ingegaan. Ik ging ergens in mee en hij complimenteerde me dat ik zo goed van me afbeet. Een lesje ironie!

'En wat een goed geheugen, ik wist echt niet wat ik hoorde!' 

priscilla du preez 316972 unsplashIk kende het gevoel, de week ervoor had ik immers ook niet geweten wat ik hoorde. Alsof ik het voor mijn ogen had zien misgaan, zo had het gevoeld. Logica was voor mij zoiets als de plot van een film. Ik onthield de plotwendingen en laten we wel wezen, in dit geval waren dat er toch behoorlijk wat. In die brief had ik de film alleen maar naverteld. En toegelicht.

'Alsof je onze gesprekken hebt opgenomen,' ging hij door, 'maar dat heb je niet, toch?'

'Nee,' beet ik van me af. Kom nou. 

'Goed,' zei hij opgelucht. 'Nou, en hoe wil je nu verder?'

Hij vermeed om de discussie aan te gaan, terwijl ik juist had gehoopt dat we het logisch zouden houden. Als hij alleen dat ene kunstje, dat hij de vorige keer out of the blue had toegepast, kende dan luidde de conclusie dat dit niet ging werken. Maar we zouden elkaar tenminste begrijpen.

Verleid tot onderdanigheid
In plaats daarvan was zijn toon te vriendelijk en de houding die in zijn woorden besloten lag te open, zodat ik het alweer zag gebeuren. Hier hadden we alweer zo'n wending. 

In De onderdaan van Heinrich Mann zit ook zo'n scène. Hoofdpersoon Diederich en zijn opponent zitten ook in loungestoelen, maar dan als heren onder elkaar in de rookkamer - zoals dat rond 1900 ging. Zij voeren een verhitte discussie over de gronden waarop Diederich de dochter van die man aan de kant wil zetten. De man gaat erin mee, tot hij de discussie ineens doorbreekt, een vriendelijke toon aanslaat, en voorstelt op een beschaafde manier tot een oplossing te komen, van man tot man. Diederich wil zich zo’n soort man wil voelen en stemt in, maar komt direct daarna tot het besef dat hij niet meer terug kan. Immers als hij nu opnieuw zou uithalen, dan zou hij zich belachelijk maken. Het gesprek had een onvermijdelijke andere wending genomen en viel niet meer te winnen. Voor Diederich was dat een leermoment. In een volgende scène zie je dat hij het anders doet. Als de man dan met een verontschuldigende glimlach en verzoenende woorden komt aanzetten, dan vindt hij het te gevaarlijk weer vriendelijk te worden.

Ik voelde datzelfde gevaar, maar ik was niet zoals Diederich. Als ik in staat was om nietsontziend mijn eigen doel na te streven, dan had ik gewoon weg kunnen blijven. Maar dat kon ik dus niet. Ik wilde dat hij naar me luisterde.

'Ik wil dat je luistert naar wat ik zeg,' zei ik, 'en dat je je aannames baseert op wat ik zeg.'

'Natuurlijk, dat wil ik ook,' zei hij, 'dus we gaan met elkaar door?'

Wat voor keuze had ik nu hij suggereerde te willen doen waar ik om vroeg, daarop kon toch ik alleen maar 'ja' zeggen? Ondertussen vertrouwde ik hem voor geen meter. 

'Ja,' antwoordde ik. 

Recalcitrant?
'Als je denkt aan psychologen, wat is dan je allergrootste angst?' Als meneer de psycholoog zo nodig over angst wilde praten, had ik gewild dat hij dat gevraagd had. Dan had ik kunnen antwoorden: 'Om weggezet te worden als recalcitrant.’

Het R-woord was me al te vaak naar het hoofd geslingerd. Dan voelde ik me alsof ik een Diederich tegenover me had. Iemand die niet op verstandhouding uit was, maar je gewoon onderuithaalde omdat hij dat kon. Nog erger vond ik het toen een psycholoog dat deed: Met de woorden ‘Je wil gewoon niet geholpen worden.' had die me de mond gesnoerd. ‘Je moet maar terugkomen wanneer je wel bereid bent om mee te werken,’ voegde hij eraan toe, ‘en ik weet zeker dat ik je terug zal zien.’ Niet dus. Nooit meer. Ik vond dit erg. Zo’n man zou uit zijn functie moeten worden gezet. Maar hoe zou ik dat ooit aan iemand moeten kunnen uitleggen, zonder als ‘recalcitrant’ te worden weggezet? 

rostyslav savchyn 739721 unsplashNu was het eigenlijk niet veel anders. Als ik niet wilde luisteren, dan moest ik maar gaan. Het belangrijkste verschil was dat deze meneer de psycholoog me niet daadwerkelijk wegstuurde, zodat ik maar bleef hopen dat hij eindelijk naar me zou luisteren. En dus bleef ik komen, tegen mijn wil in. 

Laat inzicht
In de sessies vier t/m negen gingen we gewoon op dezelfde voet door. Ik bleef met hem in gevecht en we kwamen niet in de buurt van de kern. Wel slingerde hij me een paar keer naar mijn hoofd dat ik wel moest mééwerken, wél moest luisteren. #rightbackatyou

Pas in de laatste sessie, toen ik vertelde wat ik nu weer tegen mijn zin in had gedaan, leek het eindelijk tot hem door te dringen. Hij zag er oprecht geschokt uit. Om even later triomfantelijk te concluderen dat we nu toch wel een belangrijk inzicht hadden bereikt. En voor te stellen dat ik nog een basisbehandeling zou doen. Voor de declaratie zou hij wel een andere diagnose voor verzinnen. Dat kwam wel goed. 

Ik geloofde er niets van dat het wel goed kwam. Zolang hij die heilige vier-eenheid verkeerd bleef invullen zou dat ene kunstje van hem nooit gaan werken. Maar misschien zou hij dat gaan inzien? Hij begreep er nu toch iets meer van? Dat voelde goed. Zozeer dat ik zelfs over die tweede behandeling begon te denken. Zo sterk voelde ik die drang tot verstandhouding. 

Gelukkig besefte ik op tijd dat ik weer dezelfde fout dreigde te maken. Hopen op begrip en verstandhouding en me dan weer tien sessies machteloos aan hem overgeleverd te voelen.

Nee, het was klaar. Ik ging niet terug naar hem, maar naar de huisarts om een nieuwe doorverwijzing te vragen. Stel je eens voor dat ik een goede psycholoog zou treffen. Dat wilde ik.

Waar ik ook last van mocht hebben, het was in ieder geval geen stockholmsyndroom.