Verdwenen in de psychiatrie
19 april 2019 • Michi Almer • POLITIEK MISBRUIK PSYCHIATRIE
De Argentijnse Alejandra Slutzky was veertien toen ze samen met haar broertje en haar stiefmoeder naar Nederland kwam. Haar vader, arts en links activist, was ontvoerd door militairen. Haar moeder Ana was opgesloten in een psychiatrische kliniek. Een paar jaar geleden begon Alejandra een zoektocht naar het lot van haar moeder. Daarbij ontdekte ze dat de psychiatrie een kwalijke rol heeft gespeeld tijdens de militaire dictatuur in Argentinië. Michi Almer las haar boek en sprak met haar.
Actueel in Argentinië
Het boek over haar zoektocht schreef Alejandra in het Spaans omdat ze wist dat het vooral een verhaal voor Argentinië zou worden. “Het gaat over mijn moeder, Ana, een Argentijnse vrouw die in de jaren zestig actief was in het verzet, die samen met haar man besloot te vechten voor een betere wereld en later correspondeerde met de beroemde schrijver Julio Cortázar. Het gaat ook over machismo, over de positie van vrouwen in de maatschappij en in het verzet. En het gaat over stigma en uitsluiting van mensen die in de psychiatrie terechtkomen en over de rol die de psychiatrie speelde in de politieke repressie. Allemaal thema’s waarover op dit moment veel discussie is in Argentinië.”
Geen echt afscheid
Alejandra was zes jaar oud toen haar moeder haar en haar broertje bij hun grootouders bracht. Er was een hevige explosie geweest in het hotel waar ze woonden en Ana vermoedde dat daar een aanslag op haar leven achter zat. Ze wilde haar kinderen niet in gevaar brengen. Bovendien was ze ziek - later zou blijken dat ze M.S. had - en psychisch aangeslagen door alles wat er gebeurd was. Vanaf dat moment zag Alejandra haar moeder nog maar af en toe, eerst in weekends en later tijdens bezoekuren in verschillende ziekenhuizen.
Vijf jaar later liet Ana zich opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze was te ziek om voor zichzelf te zorgen en haar broer, die eveneens politiek actief was, moest onderduiken. En al was ze vrijwillig in de psychiatrie gekomen, volgens de Argentijnse wet kon ze er niet meer uit zonder tussenkomst van een rechter.
Voor hun vertrek naar Nederland bezoeken de kinderen hun moeder nog een laatste keer, maar natuurlijk mogen ze niets vertellen over hun geplande vlucht. Ze konden niet echt afscheid nemen en het zou maanden duren voordat ze hun moeder konden laten weten dat ze veilig waren. Een paar jaar later overleed Ana.
Alejandra heeft zich lang schuldig gevoeld tegenover haar moeder.
Veelzijdig, eigenzinnig en creatief
“Het bleef me dwarszitten dat ik zo weinig over mijn moeder wist. Als ik mijn oom, een van de weinige familieleden die de dictatuur heeft overleefd, vroeg me over haar te vertellen kreeg hij een meewarige blik, en antwoordde steevast, ach, je moeder… die was niet goed bij haar hoofd. Dus ik besloot haar te gaan zoeken. Ik wilde zoveel mogelijk te weten komen over haar leven.
Een van de eerste dingen die ik deed was haar dossier bij de inlichtingendienst opvragen. En daar vond ik echt een dik pak papier. Best veel, voor iemand die gek was. Later sprak ik vrienden en vooral vriendinnen van mijn moeder. Zij vertelden over een kunstzinnige vrouw, die hield van schilderen en schrijven, die naar literaire cafés ging, die intellectueel was en maoïstisch. Ze was dus een heel veelzijdige en creatieve jonge vrouw, die vanwege haar politieke activiteiten scherp in de gaten werd gehouden. In 1967 vertrok zij samen met mijn vader en ons naar Cuba. Ik was toen drieënhalf, mijn broertje was twee. Daar zijn mijn ouders een paar maanden later uit elkaar gegaan. Dat heb ik nooit begrepen. Ze hadden alles opgegeven om samen te strijden voor een betere wereld. Na Cuba was ze heel erg veranderd, teruggetrokken, somber en afwezig. Ik wist dus dat er iets moest zijn gebeurd in Cuba, maar wat?
Daarna ben ik haar dossier gaan zoeken in het Moyano, het psychiatrisch ziekenhuis voor vrouwen, waar ze opgenomen was. In dat dossier staat dat zij letterlijk heeft gezegd: Wat ik heb, komt door wat ik heb meegemaakt. Het is geen psychiatrische ziekte. Dat heeft iemand opgeschreven, maar vervolgens is er niets mee gedaan.”
Niet de enige
“Ik ben lid van H.I.J.O.S. – een organisatie van kinderen van slachtoffers van de dictatuur – en toen ik daar vertelde over mijn zoektocht, hoorde ik over andere mensen die net als mijn moeder in de psychiatrie zijn verdwenen.
In het nationale archief vond ik lijsten van opnames in vijf verschillende psychiatrische ziekenhuizen onder de dictatuur. En gelukkig kreeg ik van hun een brief waarin zij mij machtigden om onderzoek te doen. Met die brief kon ik naar de ziekenhuizen om toegang te krijgen tot hun archieven.
Vooral in het Borda, het grote psychiatrische ziekenhuis voor mannen kon ik onderzoek doen omdat daar een arts werkte die zelf tijdens de dictatuur vanwege zijn politieke mening gevangen had gezeten. Hij introduceerde me op de verschillende afdelingen en zorgde dat ik toegang had tot de archieven. Ik vond er veel gevallen van mensen die verward of depressief waren geraakt door dingen die ze hadden iets meegemaakt. Ze kregen allemaal elektroshocks en Haldol en iemand heeft me uitgelegd dat je dan na een aantal weken vanzelf symptomen krijgt van ziektes zoals epilepsie of schizofrenie. En dat waren precies de diagnoses die de meesten kregen. Daarom ging ik kijken wanneer de diagnose gesteld werd: was dat meteen toen ze werden opgenomen of was dat een maand later? De diagnose bleek bijna altijd pas weken na de opname gesteld. In sommige dossiers staat zelfs helemaal geen diagnose.”
Slachtoffers van marteling
“Ook vond ik in het Borda een heel archief van dienstplichtigen, jonge jongens van zestien tot vierentwintig, en lagere militairen uit alle onderdelen van het leger: de landmacht de marine en de luchtmacht. Dat waren honderdzestig dossiers en ik heb ze allemaal doorgenomen. Stuk voor stuk hadden deze jonge mannen voordat ze werden opgenomen in kelders gezeten waar ze mishandeld en gemarteld werden. Ze kwamen gewond binnen, waren ondervoed, in ieder geval waren ze er allemaal lichamelijk slecht aan toe. Waarom brachten ze die jongens naar de psychiatrie?
Zo kwam ik erachter dat de psychiatrie in die tijd echt een verlengstuk was van het systeem van repressie en marteling. Mensen die opgenomen werden kregen standaard acht of zestien elektroshocks, dat was zo vanzelfsprekend dat het niet eens opgeschreven werd. Maar die shocks zorgden wel voor nieuwe trauma’s. En bovendien tastten ze het geheugen aan.”
Opgesloten en uitgesloten
“Er werden ook vrouwen opgenomen in dit ziekenhuis voor mannen. Waarom? Volgens mij vooral om ze te verstoppen. Kijk, als ze mensen met naam en toenaam in de psychiatrie lieten opnemen, dan waren ze officieel niet langer ‘verdwenen’, niet langer illegaal gevangen. Ze waren dan in een ziekenhuis. Maar het was niet zomaar een ziekenhuis, het was de psychiatrie, waar mensen niet graag komen en waar ze ook niet snel naar hun verdwenen familieleden zouden zoeken.
Bovendien konden mensen die waren opgenomen niet weg uit de psychiatrie zonder rechterlijke tussenkomst. Ook de familie kon niet zeggen: ik wil mijn familielid mee naar huis nemen. Ze bleven dus gevangen. Het was een legale manier om mensen voor lange tijd uit de samenleving te halen.
En het is de vraag of veel families bereid en in staat waren om deze mensen op te vangen. Kijk, mijn vader is een van de 30.000 mensen die de militairen hebben laten verdwijnen. Er zijn getuigen die hem nog gezien in een foltercentrum. Waarschijnlijk is hij daar gestorven. Maar stel je voor dat hij was opgedoken in de psychiatrie? Verward en extreem angstig door wat hem was aangedaan? Hadden wij hem in huis kunnen nemen, terwijl mijn stiefmoeder zelf gevaar liep opgepakt te worden? Waar hadden we hulp voor hem kunnen vinden? Vóór de staatsgreep was er een krachtige progressieve stroming in de geestelijke gezondheidszorg. Maar de belangrijkste denkers en voortrekkers van die beweging waren allemaal weg; het land uit of verdwenen en vermoord. Ik hoop dat we hem hadden kunnen helpen, maar ik kan me voorstellen dat veel mensen niet wisten wat ze moesten doen met iemand die misschien agressief was, of extreem angstig en achterdochtig door alles wat er gebeurd was.”
Ongehoord
“Het was ook een manier om de terreur en de martelingen te verhullen: als je gek bent verklaard, dan kun je zeggen wat je wil, maar het telt niet. Toen mijn moeder bij haar opname vertelde dat het niet goed met haar ging door wat haar was overkomen, werd dat opgeschreven in haar dossier, maar er gebeurde niets mee. Anderen vertelden misschien dat hun vriend of vriendin vermoord was, dat ze wekenlang achtervolgd waren, dat ze ontvoerd en gemarteld waren, maar dat werd gezien als symptoom van een of andere geestesziekte.
Ik sprak met een vrouwelijke psychiater die in die tijd in opleiding was. Zij mocht aanwezig zijn bij de intake van een nieuwe patiënt. Die kwam duidelijk mishandeld binnen en hij zegt tegen de psychiater: ‘Ik ben zo blij de mensen hier in het wit gekleed zijn en niet in het groen’. De psychiater noteerde op dat deze patiënt wanen had over witte en groene engelen. Terwijl die jongen mishandeld was door militairen en blij was dat hij nu artsen en verplegers tegenover zich had en geen militairen.
Verdwenen archieven
“Het lukt maar heel af en toe om sporen van de mensen die op deze manier in de psychiatrie zijn verdwenen terug te geven aan hun naasten. In het Moyano-ziekenhuis, waar mijn moeder opgenomen was, moet je heel specifiek naar een bepaald dossier vragen en duurt het weken voordat je dat te zien krijgt. En in de privékliniek waar mijn moeder de laatste jaren van haar leven doorbracht hadden ze, dankzij een verhuizing en een digitaliseringsoperatie, helemaal geen dossiers uit die tijd. In het Borda kwam ik op een gegeven moment in een afdeling die een soort ruïne was: daar waren de muren deels gesloopt en er lagen bergen dossiers met de klinische geschiedenis van deze mensen, letterlijk aangevreten door ratten en muizen, te verrotten.
Dat is vreselijk! Bij de presentaties van mijn boek kwamen veel mensen naar me toe, die ook zo’n verhaal hadden over een ouder of een ander familielid. Ze hoopten dat ik ze zou kunnen helpen, maar vaak is er weinig of niets meer te vinden.”
Aarzelend voor het voetlicht
De zoektocht naar haar eigen moeder kon Alejandra uiteindelijk afsluiten. De gevonden dossiers waren daarbij minder belangrijk dan de vele ontmoetingen die zij had met mensen die delen van het leven van haar moeder hadden gedeeld. Hun herinneringen zijn puzzelstukjes die samen een beeld vormen van het leven van Ana. Alejandra ontdekt dat ze van dezelfde boeken houdt als haar moeder en ook de muziek waar Ana in haar jeugd naar luisterde voelt vertrouwd. Van een jeugdvriendin hoort ze dat Ana al op haar zestiende een keer bij een psychiater was beland. Ze was verliefd geworden op de vriendin waarmee ze naar school ging en eindeloze gesprekken voerde over kunst, filosofie en het leven. Dat vertelde ze aan haar filosofiedocent – de enige volwassene die de meisjes vertrouwden. Deze docent, van katholieke huize, informeerde onmiddellijk de families van beide meisjes. Het gevolg was dat ze een behandeling moesten ondergaan die ze zou genezen van deze ‘afwijking’. Ana begint zich aan de hetero-norm aan te passen, maar niet aan de burgerlijke moraal die de seksuele vrijheid van vrouwen veel sterker inperkt dan die van mannen.
Verzet en moraal
Intussen maakten het sociale en politieke onrecht het verzet daartegen onontkoombaar. Het moet voor de kunstzinnige en veelzijdige Ana niet gemakkelijk zijn geweest de politieke strijd voorrang te geven boven alle andere interesses, concludeert Alejandra, maar ze deed het uit liefde voor haar medemensen. Dat hoort ze van vrienden van haar ouders die vergelijkbare keuzes maakten.
In 1967 besluiten haar ouders om naar Cuba te gaan om zich daar voor te bereiden op gewapend verzet. En daar wordt Ana opnieuw slachtoffer van de burgerlijke moraal die ook in deze revolutionaire kringen geenszins overwonnen was. De herinneringen van de mensen die erbij waren spreken elkaar tegen, de puzzelstukjes passen niet helemaal. Maar kennelijk was ze een verhouding begonnen en werd ze daarom door haar kameraden verstoten. Bovendien werd haar man onder druk gezet om haar te verlaten. Ana bleef alleen achter met haar twee jonge kinderen. Een vrouw die bereid was haar leven te riskeren in de strijd tegen onrecht werd buiten spel gezet omdat ze zich in seksueel opzicht vrij voelde. Dat was ‘wat zij had meegemaakt’, iets waar niet over viel te praten en waar ook niemand naar vroeg.
Zwijgen doorbroken
Alejandra werd op haar zoektocht naar het verhaal van haar moeder bijgestaan door velen en luisterde geduldig en zorgvuldig naar hun herinneringen, ook als ze elkaar tegenspraken. Belangrijker dan wat er precies gebeurde, is voor haar is het beeld van haar moeder dat uit hun herinneringen naar voren komt. Een beeld dat Alejandra bevrijdt van nachtmerries en schuldgevoelens. “Al heb ik maar kort met mijn beide ouders geleefd, ik voel en weet dat zij veel van ons hielden, dat ze eigenlijk heel leuke ouders waren en dat ze, ook voor ons, streden voor een betere wereld” zegt ze aan het eind van ons gesprek.
Met haar boek heeft ze niet alleen het zwijgen over het lot van haar moeder doorbroken, maar ook de medeplichtigheid van de psychiatrie aan het systeem van onderdrukking, marteling en verdwijning aan het licht gebracht. De vele slachtoffers zijn voortaan, net als haar moeder, weer deel van de collectieve geschiedenis. Alejandra benadrukt hoe belangrijk het is om het stigma dat aan psychiatrische patiënten kleeft te bestrijden: het stigma maakt dat we mensen die ‘niet goed bij hun hoofd zijn’ niet vragen wat hun overkomen is. Een psychiatrische praktijk die het zelf nalaat deze vraag te stellen, versterkt dit stigma, en loopt bovendien gevaar zich voor politiek en sociaal misbruik te lenen.
Alejandra Slutzky: Ana alumbrada. Militancia, amor y locura en los 60. Buenos Aires (Editorial Punto de Encuentro.) 2018, 325 p. In Nederland verkrijgbaar bij boekhandel Fort van Sjakoo
Illustraties: Heinz Mölders