Communicatiestoornissen in een ggz-leven
22 februari 2019 • Annemiek Onstenk • BOEKBESPREKING
Mieni Westerink verbleef dertien jaar in verschillende ggz-instellingen, waar ze vele verschillende diagnoses kreeg, maar passende behandeling uitbleef. Toch doet ze haar best niet alleen negatief terug te kijken op haar lange en noodgedwongen verblijf in de ggz, laat staan verbitterd. ‘Cynisme, boosheid en verbittering leiden niet tot verder herstel.’ Ook uit eigen belang: ‘Ik kan het verleden toch niet meer veranderen.’ In december 2018 verscheen Herstel na dertien jaar overleven in de psychiatrie, het tweede boek dat zij schreef over deze periode.
Opgenomen
Al sinds haar jeugd heeft ze last van terugkerende depressieve gevoelens – ‘De nieuwslezer zei dat het een stralende aprildag was. Ik wist dat de boom voor het huis vol bloesem stond, maar ik zag de bloesem niet.’ – en dwangmatig handelen: haar huiswerk plande ze van minuut tot minuut. Als volwassene is ze gelukkig in de liefde maar het krijgen van de zo gewenste kinderen gaat vanwege DES met veel problemen gepaard. Elf maanden na de vroeggeboorte van haar tweede kind gaat het zodanig mis dat Mieni vrijwillig wordt opgenomen. Depressie, verwardheid en hallucinaties maken dat ze nog maar één ding wil: rust in haar hoofd.
Vooral negatieve ervaringen
Ze verblijft dertien jaar in verschillende klinieken en centra, op open en gesloten afdelingen, slechts één keer onderbroken door een kortdurende terugkeer naar het zo begeerde gezinsleven met haar geliefde man en kinderen. Positief ervaart ze de eenpersoonskamers waar zij meestal terechtkomt en de lotsverbondenheid, ‘verbroedering’ met medepatiënten. Negatieve ervaringen overheersen echter. Psychiaters stellen in de loop der tijd verschillende diagnoses, waaronder schizofrenie, borderline en anorexia, maar Westerink is er – niet alleen achteraf – van overtuigd dat het de verkeerde zijn. Ze vindt dat haar depressies onvoldoende worden onderkend en dat ze daarom geen of geen goede antidepressiva krijgt. Er gaan vele maanden voorbij zonder behandeling en vaak verzoekt ze tevergeefs om gesprekken met een psychiater.
Wat zij bovendien op veel plekken mist zijn bezigheden en activiteiten. Ze heeft een sterke ordeningsbehoefte en zoekt wanhopig naar zingeving en dagbesteding. Houvast vind ze in het vrijwel dagelijks schrijven van brieven aan een bevriende arts, lezen en muziek. Uiteindelijk krijgt ze ook de mogelijkheid te schrijven voor een cliëntenblad en vrijwilligersdiensten te draaien in de ziekenhuisbieb.
Kwartje valt
Mieni doet talloze pogingen een einde aan haar leven te maken. Artsen en verpleegkundigen reageren boos of vijandig en vragen zelden tot nooit waarom ze dood wil terwijl ze zoveel van haar opgroeiende dochters houdt. Pas als haar ontslag uit de psychiatrie aanstaande is, komt de juiste diagnose in zicht. Een verpleger weet Mieni te verleiden mee te gaan op vakantie en dat vergt voor haar maanden van mentale voorbereiding. Haar verwoede planningsdrift valt de verpleger op omdat hij zelf een kind met autisme heeft. Het kwartje lijkt te vallen, ook bij haarzelf. ‘Kwamen daar mijn problemen vandaan? Me niet vrij voelen vanwege de planningen, daardoor opgesloten worden in een systeem, daarvan depressief raken en overdosissen nemen?’ Via een psychologe lukt het uiteindelijk zich te laten testen: ze blijkt hoog te scoren op een autisme spectrum stoornis, later zou worden onderzocht welke vorm van autisme.
In het zicht van de vrijheid, of, in Westerink’s termen de ‘verlossing’ uit de ggz, neemt ze deel aan een herstelgroep. Het zwart/wit kader dat de ervaringsdeskundige docenten voorhouden, bevalt haar echter ook niet. Zij prediken voorkomen dat je in de ggz terecht komt of die zo snel mogelijk ontvluchten, maar dat is volgens Westerink ook geen oplossing. Veel cliënten zijn te ziek om het zonder behandeling en eventuele opname in de ggz te redden.
Vragen voor de ggz
Zes jaar woont Mieni Westerink nu zelfstandig en naar tevredenheid in een woonvoorziening voor psychisch kwetsbare mensen in Nijmegen. Ze schrijft haar levensverhaal te willen vertellen om lotgenoten tips en suggesties voor herstel te geven. Maar ook om misstanden in de zorg en behandeling van ggz-cliënten of het ontbreken daarvan aan de kaak te stellen.
Het is een knappe reconstructie die nieuwsgierig maakt naar de antwoorden die behandelaars en verzorgers zouden geven op de vele opgeworpen vragen. Waarom zag men zo vaak en zo lang van behandeling of onderzoek af? Waarom was er zo weinig te doen in de klinieken? Deelt men Westerink’s stelling dat het bij herstel niet alleen om klinisch/medisch herstel gaat maar ook om persoonlijk en maatschappelijk functioneren? Wat mij imponeert in deze bundel zijn de veerkracht en levenslust die ondanks alles telkens onder de enorme ziektelast uitpiepen. Die kunnen licht werpen op een behandeling waarin ook plaats is voor de verlangens en mogelijkheden van de mens en burger in de patiënt.
Herstel na dertien jaar overleven in de psychiatrie, Mieni Westerink, Uitgeverij Elikser, Leeuwarden, 2018. 253 blz. €18,50