De lastige hulpverlener

2 september 2017 • Danique van Dijk • VERSLAG

Objectification2 Bo JobseIn de psychiatrie staat het doen en laten van cliënten nadrukkelijk ter discussie en wordt dat op voorhand voorzien van een etiket. Een passende diagnose staat garant voor financiering van de zorg. De vraag is of vraag en aanbod zich altijd laten definiëren in diagnose en DBC. Soms past die niet helemaal. Dan worden hulpverleners uitgedaagd die `lastige’ cliënt’ niet over de schutting van een GGz-partner te dumpen. Sympopna en de Vereniging van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland organiseerden daarover afgelopen juni een symposium. Jong- en oud gedienden van de GGZ luisterden belangstellend naar wakkerschuddende praatjes van onder meer Bauke Koekkoek, Yolande Voskes en Andries Baart. De werkgroepen werden voornamelijk door verpleegkundig specialisten begeleid, wat Danique van Dijk tot nadenken stemde.

Kwetsbaarheid en kracht
In welke GGZ-instelling loop je er niet tegenaan? Hulpverleners die klagen over een cliënt die niet meewerkt, niet lijkt te herstellen en die dan met hun handen in het haar zitten: hoe nu verder?

Hoewel die laatste vraag niet altijd meteen gesteld lijkt te worden. Vaker hoort men: het is een complexe cliënt, een lastige cliënt. Of erger: ‘Borderliner’, al hoor ik dat gelukkig niet zo vaak meer. Wat moeten we met deze persoon? Zit die hier wel op de juiste plek? Sluit de zorg elders niet beter aan? Soms wil men liever van de ‘lastige cliënt’ af. Over de schutting, naar een nieuwe wachtkamer of een andere wachtlijst. Daar ging het Nationaal Congres GGZ Verpleegkunde van dit jaar over: De schutting. En kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid van de cliënt, maar ook van de hulpverlener.

Een citaat van het congres dat mij het best bijgebleven is, kwam uit de mond van professor dr. Andries Baart die tijdens het symposium benadrukte dat present-zijn in al je eigenheid onmisbaar is voor een volwaardige therapeutische relatie. ‘U telt pas mee als uw kwetsbaarheid verdwenen is’, sprak hij om juist het tegendeel voor het voetlicht te plaatsen. Dit riep veel bij mij op. Want het lijkt erop dat we in Nederland niet meer kwetsbaar mogen zijn. Al het contact moet normaal zijn. Het liefst presteer je ook nog goed en heb je een stabiele plek verworven in de prestatiemaatschappij. Emoties lijken meer naar de achtergrond verdwenen te zijn en die delen al helemaal. Tranen met tuiten huilen wordt snel theatraal bevonden en boosheid is al helemaal uit den boze. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ lijkt het heersende credo. Kwetsbaarheid is naar de achtergrond verdwenen. Daar is geen tijd meer voor. Zo ook in de GGZ. Hier is de prestatiedruk toegenomen. Denk maar aan de 85% productienorm voor behandelaren en het zoveel mogelijk Evidence Based werken. Maar Evidence Based werken is niet compleet zonder aandacht te schenken aan de persoon en diens kwetsbaarheid naast je. En stil te staan bij je eigen kwetsbaarheid als hulpverlener. Daar kun je niet omheen.

Soms sta je machteloos
Een voorbeeld dat mij te binnen schiet is een cliënt die ik een tijdje begeleid heb in een klinische setting. Deze cliënt was volgens collega’s, inclusief mij zelf, niet coöperatief en hield zich niet aan de afdelingsregels- en afspraken. Mijn collega’s en ik verzuchtten wel eens: ‘Is hij hier nog steeds? Is hij elders niet beter op zijn plek? Wat je bij hem ziet is.....gedrag.’ Het team was al op zoek naar een andere plek waar de cliënt terecht zou kunnen. Op de achtergrond bespeurde ik parallelle processen met een hoog frustratierandje. Een ‘over de schutting’ dus. Eerlijker was het geweest als mijn collega’s en ik hadden gezegd: ‘Wij weten het niet meer. Wij hebben veel geprobeerd, maar het lijkt niet te werken. Wij voelen ons als hulpverleners machteloos in deze situatie.’ Dat geeft een heel andere indruk en vertrekpunt voor het vervolg.

Kwetsbaarheid mag
Danique lastigWij, hulpverleners in de GGZ, werken met kwetsbare mensen. Mensen die vaak van alles hebben meegemaakt. Ellende, verlies, trauma’s, soms ook van GGZ-ervaringen. Ervaringen die iemand kwetsbaar maken, ook al doen cliënten soms alsof hun kwetsbaarheid geen rol speelt. Hulpverleners lijken wel eens te vergeten dat kwetsbaarheid vaak een lange voorgeschiedenis heeft. Wij lijken wel eens te vergeten dat kwetsbaarheid menselijk is en er mag zijn. Het maakt deel uit van het leven. En even belangrijk: wij zijn zelf ook kwetsbaar. Staan hulpverleners hier voldoende bij stil? En mag de cliënt naast jou dat ook?

Hand in hand
Dan is er ook nog een keerzijde. Maken hulpverleners mensen soms niet onnodig kwetsbaar? Denk maar aan het beperken van vrijheden in een klinische setting waar mensen vrijwillig worden opgenomen. Teveel beperkingen opleggen kan kwetsbaarheid juist in de hand werken. Terwijl de helpende hand juist de weg naar herstel en autonomie zou moeten wijzen. Soms lijkt die hand verschillende kanten op te zwaaien, omdat er zoveel partijen meespelen. Niet altijd ten gunste van de cliënt, helaas. Naast het primaire zorgproces zijn er de managementslagen, de instellingen, de verzekeringsmaatschappijen. De meesten uit dit rijtje roepen om empowerment, herstel, autonomie. De één nog luider dan de ander. En dat alles het liefst zo snel en efficiënt mogelijk. Kwetsbaarheid mag wat mij betreft wat vaker genoemd worden. Alle termen gaan namelijk hand in hand. Het één kan niet zonder het ander. Geen kracht zonder kwetsbaarheid.

Uithouden
Hoe kan de hulpverlener ervoor zorgen meer aan te sluiten bij de cliënt en diens kwetsbaarheid? Hoogleraar Baart bedacht hier de presentiebenadering voor. In deze benadering staat relationeel werken centraal. Bij elke cliënt begin je opnieuw met het aandachtig en toegewijd aangaan van de samenwerkingsrelatie. Het is van belang dat je als hulpverlener oprecht geïnteresseerd bent en bij elke cliënt bepaalt wat er op het spel staat. Daarna kun je samen bepalen wat de hulpverlener kan doen en wie je als hulpverlener voor de cliënt kunt zijn. Dat je er als hulpverlener met en voor iemand kunt zijn. De presentiebenadering kent kernbegrippen als: aansluitend, menslievend en uithouden. De meeste kernbegrippen klonken mij als vanzelfsprekend in de oren. De beste aansluiting vond ik persoonlijk bij het begrip: uithouden. Dat, in wat voor situatie ook, wanneer je als hulpverlener het gevoel hebt niets meer voor iemand te kunnen doen, je altijd nog bij iemand kunt blijven. Hoe moeilijk ook. Of zoals Baart zei: ‘Je bent dan present, maar ook een presentje.’

Presentje
Hoe graag we als hulpverleners liefst een presentje voor onze cliënten willen zijn, dit zal in de praktijk t niet altijd zo uitpakken. Onze kwetsbaarheid speelt ook een rol in het totaalplaatje. Een cliënt zei eens tegen me: ‘Je ziet er vandaag een beetje moe uit. Zullen we een andere keer praten?’ Waarop ik zei: ‘Het klopt dat ik vandaag moe ben, maar dat staat een gesprek niet in de weg. Laten we even gaan zitten. Waar wil je het over hebben?’ Ik zie het niet als falen om mijn eigen kwetsbaarheid soms toe te geven. Het heeft nog nooit tot vervelende situaties op de werkvloer geleid. Ik denk juist dat het hulpverleners en cliënten dichter bij elkaar kan brengen en de zorg wat menselijker kan maken. Dus voordat we het gaan hebben over ‘lastige cliënten’ die we over een schutting gooien, intentioneel of niet, mag eerst de hand in eigen boezem gestoken worden. Of, zoals Marie-Louise van der Kruis, verpleegkundige en bestuurslid van V&VN sprak: ‘Misschien denk je aan het eind van de dag: over die schutting.... maar misschien moet ik eerst eens bij mezelf beginnen.’

Danique van Dijk is verpleegkundige in de GGZ

Illustratie bovenaan: © Bo Jobse