De gevangenis-artiest
Sinds Sanne van Driel de film Bronson zag, is ze gegrepen door het tragikomische, anti-heroïsche ‘geval’ Charles Bronson. De film uit 2008 is gebaseerd op het levensverhaal van de man die berucht en beroemd is als de meest gewelddadige gevangene van Groot-Brittannië. Regisseur Nicolas Winding Refn toont hem als gevangene van de gewelddadige rol die hem roem verschaft. Voorwaarde voor zijn roem is een leven in het donker. Het filmpersonage en het levende personage Bronson vloeien in elkaar over. Daarmee is Bronson meer dan een film over het leven van een opmerkelijk figuur. Het is een artistieke reflectie op de verwantschap tussen de faam en de ondergang, die beide een uitweg bieden uit het ‘gewone’, geïnstitutionaliseerde leven.
« I never dreamed I would ever have a movie made of my life.
I have never glamorised crime or violence.
All I ever do is expose the system for what it is. »
Charles Bronson
Vele prijzen
In eerste instantie werd Michael Peterson (zoals de hoofdpersoon eigenlijk heet) veroordeeld tot zeven jaar voor een overval op een postkantoor, waar hij een bedrag van 28 pond buit maakte. Inmiddels heeft hij ruim veertig jaar van zijn leven in de gevangenis doorgebracht, waarvan de meeste tijd in de isoleercel. In die tijd sloeg hij tientallen bewakers en medegevangenen in elkaar en gijzelde een bibliotheekmedewerker, een tekendocent en een groep Irakese vliegtuigkapers.
Bronson heeft een afgetraind lichaam en gevoel voor humor en theater, waarmee hij naam heeft gemaakt binnen de gevangenis en daarbuiten. Hij bracht verschillende boeken uit, waaronder Solitary Fitness (2002) over hoe je je lichaam traint in een kleine ruimte, en Loonyology (2008), een dichtbundel. Met zijn gevangenis-spotprenten won hij vele prijzen. Hoewel zijn roem tot buiten de gevangenismuren reikt, is de kans groot dat hij niet meer aan zijn rol ontsnapt en tijdens zijn gevangenisstuk zal sterven, in isolement.
Artiest in een kooi
Bronson is gevangenis-artiest. Hij doet me denken aan Kafka’s hongerkunstenaar, die zich met zijn kunst aan het gewone leven onttrekt en daar geen speciale reden voor heeft, maar er niet mee op kan houden, geen andere manier van leven weet. Meer nog is hij de tijger in de kooi tegenover de hongerkunstenaar, die meer entertainmentwaarde heeft en in staat is tot doden. Als een tijger in een kooi een mens aanvalt, valt het de tijger niet moreel aan te rekenen. Maar Bronson is een mens en hij heeft een keuze. Als hij zich zo gedraagt dat hij een gevaar is voor anderen, dan moet hij gestraft of behandeld worden, en als dat niet werkt, dan moet alles in het werk gesteld worden om zijn mens-zijn aan te spreken. Maar wat als Bronson ontsnapt aan een dergelijk humanistisch waardeoordeel? Wat als dit nu juist zijn gevecht is, een gevecht tegen een gewone rationele man te zijn? Niet omdat hij daar principieel op tegen is, maar omdat hij een tijger in een kooi is, die in zijn kooi artiest wordt?
Madness at its very best
In de film zien we hoe de artiest in hem geboren wordt wanneer de deuren van zijn cel voor de eerste keer achter hem gesloten worden. Hij verschijnt voor zijn publiek tussen de rode gordijnen van een theater, gekleed en geschminkt als een cabaretartiest. Een heel ander genre dan dat van de stoere gewelddadige mannenfilms van de ‘echte’ acteur Charles Bronson, aan wie hij zijn naam ontleent. Het is juist dit genrespel dat (het personage) Bronson bevrijdt van een standaardrol. Een standaardrol heeft hij nooit willen spelen. Beroemd wilde hij worden, al wist hij niet als wat. ‘I can’t fucking act.’ Maar in de gevangenis vindt hij zijn scene. ‘Prison, I loved it. It was exciting, it was on the edge. It was madness at its very best.’
Gedrogeerd
Bronson acteert niet, hij vecht, daar is hij goed in, en zijn vechtspel maakt van de gevangenis een filmset of theaterpodium waarop hij de ster is. Maar de hartstocht vergaat hem wanneer zijn gevangenisstuk hem de titel criminally insane oplevert en hij wordt overgeplaatst naar de ‘funny farm’. Door gedwongen medicatie is hij niet meer in staat om te vechten. We zien hoe hij als een zombie rondloopt tussen de gedrogeerde ‘loonies’ die dansen op het nummer It’s a sin van The Pet Shop Boys.
Op deze plek realiseert hij zich dat het beter is met voorbedachten rade crimineel te zijn dan onbestemd gevaarlijk gek. Hij ziet een uitweg in moord. Zijn slachtofferkeuze lijkt niet gespeend van moreel besef: hij kiest een gelijkwaardige tegenstander, namelijk iemand die het gewaagd heeft Bronson en hemzelf als ‘hetzelfde’ te zien, als niet ‘echt’ gek, maar onbegrepen. De man in kwestie is veroordeeld voor kindermisbruik en Bronson wenst niet met hem verbonden te zijn. Het lijntje dat de kindermisbruiker heeft uitgegooid, gebruikt Bronson om hem te wurgen.
Ticket naar isoleercel
Maar zijn slachtoffer is niet dood, en in plaats van een ticket terug naar de gevangenis, wint hij een ticket naar de isoleercel van een zwaar bewaakt psychiatrisch ziekenhuis. In de isoleercel traint hij zijn lichaam. Zo weert hij de waanzin met de middelen van het disciplinerende regime en gebruikt die om dat regime een koekje van eigen deeg te geven. Als subjectivering een kwestie is van verinnerlijking van heersende normen, de – in de woorden van Michel Foucault – penetratie van individuele lichamen door disciplinerende machtsstructuren, dan slaat Bronson deze penetratie van zich af. Hij gebruikt zijn kracht niet om een man te worden, maar om een status als autonoom individu te weren. Zijn verzet is niet emancipatoir, het is een tegenkracht.
Hij lijkt het mannelijke equivalent van een hysterische vrouw, wiens lichaam in opstand komt tegen de maatschappelijke structuur die haar beknelt en onderdrukt (de mate van beknelling of onderdrukking afhankelijk van haar klasse). Zijn verzet is puur fysiek, erop slaan zoals mannen doen, zonder dat hij een claim doet op zijn mannelijkheid als identiteit. In haar ziekte en zijn geweld vinden zij tijdelijk een uitweg, maar bij overlevering aan medisch/penitentiaire autoriteit worden zij steeds opnieuw gevangen en steeds opnieuw uitgedaagd hun afweerstrategie op te voeren.
Waarom geen ander leven
Het lukt Bronson tot drie keer toe te ontsnappen naar het dak van de zwaar bewaakte instelling, waar hij protest voert en media-aandacht weet te trekken. Deze acties kosten het Britse systeem zoveel geld dat hij naam maakt als duurste gevangene van Groot-Brittannië, en hij terug gekwalificeerd wordt als sane. Hij komt vrij, maar keert binnen de kortste keren terug, vanwege zijn reputatie direct in de isoleer.
Net als de hongerkunstenaar roept Bronson vragen op: waarom kiest hij niet voor een ander leven, waarom probeert hij niet iets anders? Vragen die je ook kunt stellen aan mensen met een dwangneurose of een alcoholverslaving. ‘Als je niet ophoudt met dit nihilistische gedrag, dan zul je hier in de gevangenis, in de isoleercel, sterven,’ wordt Bronson in de film verteld. Iets soortgelijks heb ik een psychotherapeut eens tegen een patiënt horen zeggen: als je door blijft leven zoals je nu doet, dan zul je ook zo sterven. Wat zal er op je grafsteen staan? Een confrontatie bedoeld om de patiënt op de limiet van zijn levensstijl te wijzen en aan te zetten iets anders te proberen. Maar een patiënt in psychotherapie zit er om contact te maken met zijn innerlijk, om tot zichzelf door te dringen. Bronson vecht tegen de bezetting van zijn innerlijk. De consequentie is dat hij zijn leven doorbrengt in een stille donkere ruimte.
Gevangeniscartoons
De gevangenisdirecteur geeft Bronson tekenspullen. Hij blijkt te kunnen tekenen. Met zijn nieuwe gereedschap tekent hij cartoons over zijn leven als gevangene, waarin hij aanklachten tegen het systeem verwerkt. Institutionalization gone mad. Maar niet te vroeg gejuicht dat Bronson nu een andere uitlaatklep heeft gevonden; nog altijd staat hij op scherp om de penetratie van zijn lichaam en ziel te weren. In 1999 wordt Bronson veroordeeld tot levenslang voor de gijzeling van cultureel werker Phil Danielson. In de film zien we hoe Danielson hem aanspoort ‘een stuk van zichzelf te vinden dat niet in de gevangenis hoort’. Hij prijst zijn talent, noemt hem een ster en benadrukt dat ze samen iets moois kunnen ontwikkelen. Maar Bronson is niet van deze samenwerking gediend. Hij stelt zijn eigen stuk samen, trekt zijn eigen plan, waarbij hij Danielson tot sculptuur maakt en van de gevangenisdirecteur eist dat er muziek wordt gespeeld. ‘This is a fucking piece of me,’ is zijn repliek.
Inmiddels heeft Bronson zoveel tijd in het eenzame donker doorgebracht, dat zijn ogen geen daglicht meer verdragen. De zonnebril die hij buiten zijn cel draagt geeft hem de uitstraling van een ster, schuchter geworden van zijn roem. Toch is niet alle humanistische hoop verloren voor de artistieke tijger. Hij heeft zijn naam veranderd in Charles Salvador (naar Dalí) en geweld afgezworen. Wellicht kan hij in een vertrouwde omgeving rustig van zijn oude dag genieten.