Schoonheid van het vak bestaat uit écht contact
13 april 2016 • Timo van Kempen • BOEKRECENSIE
Wat maakt het beroep van hulpverlener in de ggz zo mooi, ondanks alle ellende van bezuinigingen, reorganisaties en papierlawine? Contact. Écht contact met een cliënt die dat misschien in eerste instantie helemaal niet wil. Psychiater Erwin van Meekeren en psychotherapeut Jan Baars laten ruim dertig behandelaren aan het woord over deze ‘ziel van het vak’ in een boeiende essaybundel.
Diepste behoefte van cliënten
De auteurs van De ziel van het vak, merendeels psychiaters, psychologen en psychotherapeuten, zijn werkzaam in een breed spectrum van specialisaties en werkgebieden in de ggz. Zij bedienen zich soms van vast omschreven therapeutische benaderingen. Maar door de verschillende bijdragen heen loopt als rode draad dat los van welk theoretisch kader of welke beoogde interventie dan ook, de kwaliteit van het contact van mens tot mens bepalend is voor het welslagen van de therapeutische relatie.
Afgaande op de bijdrage van psychiater Moniek Thunnissen geldt dat zelfs voor het succesvol inzetten van psychofarmaca. Zij stelt dat therapeutische interventies zonder wezenlijk contact verworden tot louter klinisch beredeneerde technieken, met het risico dat ze voorbijgaan aan de diepste behoefte van veel ggz-cliënten: contact aangaan met een hulpverlener. Als de hulpverlener deze zoektocht in goede banen weet te leiden, kan de basis worden gelegd voor herstel van verbindingen met andere betekenisvolle mensen in de omgeving van de cliënt of met diens eerdere levensverhaal.
Limbisch luisteren
Soms is De ziel van het vak zelfs een spannend leesboek. Zoals in de bijdrage van psycholoog Martin Appelo over ‘Limbisch luisteren’. Appelo profileert zich opnieuw als therapeut die klinische onderbouwing hand in hand laat gaan met de menselijke maat als belangrijk criterium in de hulpverlening.
De ziel van het vak kent drie delen, waarin achtereenvolgens de opening van een therapeutisch contact, het mogelijke verloop van consulten en de kunst van het afronden worden besproken. Naar mijn idee is het een gemiste kans dat niemand van de auteurs lichaamsgericht werken noemt als mogelijkheid tot het tot stand brengen van contact in de relatie tussen hulpverlener en cliënt.
Vermeldenswaard is dat ook wordt stilgestaan bij de gehechtheidstheorie van psychoanalyticus Bowlby. Die stelt dat de eerste contacten van kinderen met de opvoeders en de omgeving een belangrijke voorwaarde zijn voor een soepel levensverloop. Helaas kan er daarna nog van alles fout gaan, maar het herstellen van betekenisvolle contacten zal altijd ten goede komen aan ieders levensverhaal in deze weerbarstige wereld.
Samenstellers Van Meekeren en Baars zijn erin geslaagd een interessante doorsnede van hulpverleners over dit onderwerp aan het woord te laten. Stuk voor stuk geven ze blijk van visie, betrokkenheid en vakbekwaamheid.
Erwin van Meekeren en Jan Baars (red.), De ziel van het vak – Over contact als kernwaarde in therapie. Boom uitgevers, 2015. 320 blz., gebonden, € 39,95.
Illustratie: Heinz Mölders