Niet zo moeilijk

29 oktober 2014 ♦ Ellen Vredevoort ♦  SCHRIJFWEDSTRIJD DEVIANTbureaulamp

Ik weet niet meer of ik bang was. Thuis zeggen ze van wel. Ze zagen het in mijn ogen. Hm, ik zeg: ze waren zelf bang. Omdat ze het niet begrepen. Oké, ik ook niet. Maar bang?

Raar. Dat wel. Opeens in een lichtgele kamer wonen, aan een groene gang. Met van die grote planten. Ze leken net echt, maar waren van een soort stof. Raar.

Laura – die was niet raar. Niet nepvriendelijk met zo’n klein lief lachje dat roept van: ‘Jij wél! Ik Gelukkig Niet!!’ Nee – Laura was best wel serieus. En toch aardig. ‘Hoe voel je je?’

Dat vroeg ze op een manier die me geruststelde. Ze wilde het antwoord horen. Van mij. Ze had nog niks ingevuld. Dus ik zei: ‘Ik weet het niet.’ Ze gaf me een kopje thee. Een echt kopje met zo’n iel oortje – o, daar had ik wel even moeite mee. Ze keek toe en zei niks. Dronk haar thee, met van die kleine trage slokjes. Ze vroeg: ‘Hoe zou je wíllen dat je je voelde?’

O, hé. Dat vond ik een leuke. Omdat ik het meteen wist: ‘Ik wil weten dat ik er ben, dat wil ik voelen!’ Ze knikte. ‘Je bent hier en drinkt thee uit een moeilijk porseleinen kopje.’ Ze lachte. ‘Het is van mijn oma geweest, dit servies. Ik gebruik het thuis niet – dus heb ik het maar meegenomen naar kantoor. Zo heb ik er nog wat aan. Kan ik theedrinken met mijn bezoekers.’

Bezoekers, ze noemde me een bezoeker. Visite uit de gele kamer aan de groene gang. Ja, zinnig, best wel.

« De zakenmannetjes met aktetas en kleine puntige tanden,
dát was eng »

Laura knikte naar me, alsof ze het eens was met mijn onzichtbare gedachte. Alsof ze die kon zien. Dat was niet eng. De zakenmannetjes met aktetas en kleine puntige tanden. Die ’s nachts zo vaak op mijn vensterbank klommen en naar me keken. Lachend met hun enge tandjes. Dát was eng.

‘Je kunt ze weg krijgen.’ Zei Laura. Zo fijn – ik hoorde geen twijfel. Ik wilde haar zo graag geloven en toen ze dat moeilijke theekopje nog eens volschonk, toen helemaal. Ze vertrouwde me. Met dat kopje. Ze behandelde me als een bezoeker. Uit de gele kamer aan de groene gang was ik. Ik was er.

En zo dadelijk niet meer. Als de thee op was, zou ik moeten opstaan en weggaan. Maar Laura zei: ‘Kom, ik heb nog even tijd. We kunnen door de tuin lopen.’ We liepen de trap af naar beneden en gingen door de zijdeur naar buiten. ‘Grind,’ zei ze, ‘weet je waarom hier grind ligt, op dit pad?’ Ik wist het niet. ‘Kom,’ zei ze, ‘loop mee, dan merk je het vanzelf.’ O, daar was ik benieuwd naar. Ik keek naar mijn voeten, bijna naast die van haar op het grindpad. ‘Kijken hoeft niet,’ zei ze, ‘hoor maar.’

We liepen. Iedere stap knerste en je voelde hoe je die kleine steentjes wegdrukte met je grote voeten. Gaaf was dat. Grrp, grrp van Laura en GRRPGRRP! van mij, want ik heb veel grotere voeten. Ze glimlachte. ‘Hoor je?’ vroeg ze. ‘Het grind roept!’

Roept?

Ik wilde naar mijn voeten kijken, maar Laura wilde dat ik haar aankeek. Dus dat deed ik. ‘Het roept. Het protesteert! Ga van me af met die grote voeten van je!!’ Ze zei het heel ernstig en ik moest lachen. Ze knikte, glimlachte niet. ‘Onze voeten,’ zei ze, nog steeds knikkend. ‘We malen die steentjes steeds iets kleiner. Dus knarst het grind. “Getver! Ga weg!” Doen we niet. We gaan het hele pad af.’

Dat deden we. En weer terug. We waren halverwege de trap terug naar boven toen Manon ons tegemoetkwam. ‘Laura! Ik zocht je al. Voor je weggaat, heb ik nog herhaalrecepten nodig.’ ‘Loop maar mee,’ zei Laura en ik dacht, ze moet verder met haar werk – ik ga maar naar de groene gang. Maar ze draaide zich half om en zei: ‘Jij ook.’

Ik ook, herhaalde ik van binnen en ik dacht aan het GRRPGRRP buiten. Daar werd ik bijna vrolijk van, het was leuk om te denken van GRRPGRRP. Dus toen Manon vroeg: ‘Ik zocht jullie al! Waar waren jullie nou?’, toen zei ik meteen: ‘Buiten. Grind pesten.’ Het stukje van Laura’s gezicht dat ik kon zien, glimlachte. Ze pakte een stapeltje papieren van haar werktafel en zette er haar paraaf op, met snelle krullende bewegingen van haar pen. ‘Zo,’ zei ze en gaf het stapeltje aan Manon, ‘dat is voor deze week. Niemand vergeten.’

« Ik geef je een moeilijk theekopje. Dan lukt het allemaal.
Makkelijk »

‘En Wil hier?’ vroeg Manon. ‘Wíl hier,’ zei Laura en het klonk als allemaal hoofdletters, ‘WIL hier, die mag de tuin in zo vaak als hij maar wil. En dan thee. Geeft niet wat voor thee. Maar uit een moeilijk theekopje. En regel je een extra leeslampje voor hem? Zo’n verstelbare bureaulamp? Graag.’ Toen keek ze mij weer aan en zei erbij: ‘Die zet je voor je raam voor je gaat slapen. Zet hem zo neer dat het licht naar buiten schijnt.’

Oh! Ik zag wat ze bedoelde. Dus zei ik vlug: ‘De mannetjes met enge tandjes houden niet van licht hè?’ Laura knikte, ze glimlachte niet. ‘Ze hebben de pest aan licht. Jij doet het licht aan en pest ze weg. En je drinkt nog een kopje thee.’ Ze knikte en bleef me aankijken.

Ik kon het me voorstellen en knikte ook.

‘Ik geef je een moeilijk theekopje. Dan lukt het allemaal. Makkelijk.’

bureaulampHet is nu half twaalf. Het licht in de kamers moet allang uit zijn, ook bij mij. Het is ook uit. Alleen mijn nieuwe bureaulamp staat op de vensterbank en schijnt naar buiten. Ik weet niet of de mannetjes nu ergens boos met hun aktetasjes schudden en hun kleine enge tandjes laten zien.

Ik weet het niet. Ik knoeide net een beetje thee over mijn dekbed. Ik weet dat ik nog wel even moet oefenen, het is echt een moeilijk kopje.

Morgen ga ik weer het tuinpad op, het grindpad pesten met mijn grote voeten. Het hele pad af en weer terug. Lachen, man.