Bekentenissen van een depressieve komiek

14 april 2014 ♦ Kevin Breel ♦  ERVARINGSVERHAALKevin Breel TED Talk

In mei 2013 hield de 19-jarige Kevin Breel – schrijver, stand-up comedian en ggz-activist – een TED Talk over de depressie waarmee hij al zes jaar worstelt en die hem bijna het leven had gekost. Een indrukwekkend verhaal dat we hier overnemen.

Ik heb lang het gevoel gehad dat ik twee verschillende levens leidde. Er is het leven dat iedereen ziet, en dan is er het leven dat alleen ik zie. In het leven dat iedereen ziet, ben ik een vriend, een zoon, een broer, een stand-up comedian, een tiener. Als je mijn vrienden en familie zou vragen om me te beschrijven, dan zouden ze je dat vertellen. Dat ben ik voor een groot deel. Dat is wie ik ben. Als je me zou vragen om mezelf te beschrijven dan zou ik waarschijnlijk ook zoiets zeggen. Het zou niet gelogen zijn, maar ook niet de hele waarheid. Dat zou alleen maar het leven zijn dat iedereen ziet.

In het leven dat ik alleen zie, ben ik – in werkelijkheid – iemand die intens met depressie worstelt. Dat is al zes jaar lang zo en het gaat elke dag door. Wie nooit depressie heeft ervaren of niet echt weet wat het inhoudt, zal dit misschien niet begrijpen. De vrij populaire misvatting is dat depressie enkel wat triest zijn is als iets in je leven verkeerd gaat, als het uit is met je vriendin, als je iemand verliest waar je van houdt, als je de baan die je wilde, misloopt. Maar dat is verdriet. Dat is natuurlijk. Een natuurlijke menselijke emotie.

« Niemand praat over depressie, het is niet fijn, het is niet licht »

Echte depressie is niet triest zijn als er iets in je leven misgaat. Echte depressie is triest zijn als alles in je leven in orde is. Dat is echte depressie, dat is waar ik last van heb. En om helemaal eerlijk te zijn: het valt me zwaar om dat hier te komen zeggen. Het is moeilijk voor me om erover te praten. Het lijkt voor iedereen moeilijk te zijn om erover te praten, zozeer zelfs dat niemand erover praat. Niemand praat over depressie, maar we moeten het doen, want het is een enorm probleem. Maar we zien het niet in de sociale media. Niet op Facebook. Niet op Twitter. Wij zien het niet in het nieuws, want het is niet leuk, het is niet fijn, het is niet licht. En omdat we het niet zien, zien we niet hoe erg het is.

Maar zo erg is het: elke 30 seconden beneemt ergens in de wereld iemand zich het leven vanwege depressie. Misschien twee woonblokken, twee landen of twee continenten verder, maar zo is het. Elke dag. Als samenleving kijken we het aan en zeggen: ‘En dan? Dat is jouw probleem. Dat is hun probleem.’ We zeggen dat we triest zijn en dat het ons spijt, maar ook: ‘En dan?’ Twee jaar geleden werd het mijn probleem. Ik zat op de rand van mijn bed waar ik al een miljoen keer eerder had gezeten en ik was suïcidaal. Maar als je mijn leven oppervlakkig bekeek, zag je geen jongen die suïcidaal was. Je zag een jongen die aanvoerder was van zijn basketbalteam, de drama- en theaterstudent van het jaar, de student Engels van het jaar, iemand die voortdurend in de prijzen viel en geen enkel feest miste. Je zou zeggen dat ik niet depressief of suïcidaal was, maar je zou je vergissen.

Ik zat daar die nacht met een fles pillen, met pen en papier en wilde me het leven benemen. Het scheelde maar zo weinig. Maar ik deed het niet, wat me een van de gelukkigen maakt – iemand die op de rand ging staan, naar beneden keek, maar niet sprong. Een van de gelukkigen die het overleefde. Ik overleefde zodat ik het kan navertellen.

« Ik was bang voor mezelf, dat mensen zouden zien wie ik echt was »

In vier eenvoudige woorden is dit mijn verhaal: ik lijd aan depressie. Een lange tijd, denk ik, leidde ik twee totaal verschillende levens, waarbij de een altijd bang was voor de ander. Ik was bang dat mensen zouden zien wie ik echt was. depressieDat ik niet de perfecte, populaire jongen was die iedereen dacht dat ik was, dat er achter mijn glimlach strijd was, dat het achter mijn licht donker was en dat achter mijn sterke persoonlijkheid alleen maar grote pijn schuilging. Sommigen vrezen misschien dat meisjes niets van hen willen weten. Sommigen vrezen misschien haaien. Sommige mensen zijn misschien bang voor de dood. Maar tijdens een groot deel van mijn leven vreesde ik mezelf. Ik vreesde mijn waarheid, mijn eerlijkheid, mijn kwetsbaarheid, en die angst gaf me het gevoel in een hoek te zijn gedrongen. Ik zat in die hoek en zag slechts één uitweg.

Daar dacht ik elke dag aan. Elke dag. En om heel eerlijk te zijn, door hier te staan zit ik er weer aan te denken, want dat is de ziekte, dat is de strijd, dat is depressie. Depressie is niet iets als waterpokken. Je verslaat het niet een keertje en je bent er vanaf. Je leeft ermee. Je leeft erin. Het is de kamergenoot die je niet kan buitenschoppen, de stem die je niet kunt negeren. Het zijn gevoelens die je niet lijkt kwijt te raken.

Het engste is dat je er na een tijdje gevoelloos voor wordt. Het wordt normaal voor je. Wat je echt het meest bang maakt, is niet het lijden. Het is het stigma in de ogen van de ander, de schaamte, de verlegenheid, de afkeurende blik van een vriend, het gefluister dat je zwak bent, het commentaar dat je gek bent. Dat weerhoudt je om hulp te zoeken. Daardoor kom je er niet mee naar buiten. Het is het stigma. Je verdringt het. Al houdt het je elke dag in bed, laat het je je leven als leeg aanvoelen hoezeer je dat ook probeert te vullen. Je verbergt het, omdat het stigma rond depressie in onze samenleving zeer reëel is.

« Elk lichaamsdeel mag het laten afweten behalve je brein »

Zo is het. Als je denkt van niet, stel jezelf dan de vraag wat je eerder op je volgende Facebookstatus zou plaatsen: dat je moeilijk uit bed komt door een pijnlijke rug of dat je moeilijk uit bed komt omdat je depressief bent? Dat is het stigma, want helaas leven we in een wereld waar als je je arm breekt, iedereen iets op je gips komt tekenen, maar als je mensen vertelt dat je depressief bent, begint iedereen over iets anders. Dat is het stigma. Zo zitten we in elkaar.

Elk lichaamsdeel mag het laten afweten behalve je brein. Dat is onwetendheid. Dat is pure onwetendheid. Die onwetendheid heeft een wereld gecreëerd die depressie niet begrijpt, die geestelijke gezondheid niet begrijpt. Wat zo ironisch is, is dat depressie een van de best gedocumenteerde problemen ter wereld is, maar ook een van de minst besprokene. We schuiven het gewoon terzijde, gooien het in een hoek en doen alsof het niet bestaat, in de hoop dat het zichzelf zal oplossen. Nou, dat gebeurt niet, dat is wensdenken. Wensdenken is geen aanpak, het is uitstellen. Iets dat zo belangrijk is, mogen we niet uitstellen.

De eerste stap bij het oplossen van een probleem is erkennen dat het bestaat. Zover zijn we nog niet. We kunnen geen antwoord verwachten zolang we bang zijn voor de vraag. Ik ken de oplossing niet. Ik zou willen van wel, maar ik ken die niet – maar ik denk dat het hier moet beginnen. Het moet beginnen met mij, met jullie, met de mensen die lijden, die verborgen in de schaduw leven. We moeten de stilte verbreken. Wij moeten degenen zijn die moedig zijn voor waar wij in geloven. Als er één ding is dat ik ben gaan beseffen, als er één ding is dat ik als de grootste opgave beschouw, dan is het niet het bouwen aan een wereld waarin wij de onwetendheid van anderen elimineren, maar het bouwen aan een wereld die ons leert accepteren, waar we mogen zijn wie we zijn.

« Mijn pijn dwong me te geloven in mezelf »

Als we eerlijk zijn, zien we dat we allemaal worstelen en lijden. Of het nu met dit is of met iets anders, we weten allemaal wat pijn is. We weten allemaal wat pijn in ons hart betekent en hoe belangrijk het is om te genezen. Maar nu is depressie de diepe wonde in onze samenleving. We plakken er een pleister op en doen alsof het niet bestaat. Maar het is er, en weet je wat? Het is oké. Depressie is oké. Als je het doormaakt, besef dan dat het oké is. Besef dat je ziek bent, niet zwak, dat het een probleem is, geen identiteit. Als je de angst, de spot, het oordeel en het stigma van anderen van je afzet, kan je depressie zien als wat het werkelijk is: gewoon een deel van het leven.

En hoezeer ik het ook haat, hoezeer ik de plaatsen haat, de delen van mijn leven waar de depressie me naartoe sleepte, ik ben er op allerlei manieren dankbaar voor. Want ja, het duwde me in dalen, maar alleen om me te tonen dat er pieken zijn, het sleepte me door het donker, maar alleen om me te herinneren aan het licht. Mijn pijn, meer dan wat dan ook in de negentien jaar op deze planeet, heeft mij perspectief gegeven, mijn pijn dwong me om te hopen en te geloven in mezelf, in anderen, geloven dat het beter kan worden, dat we dit kunnen veranderen, dat we ertegen kunnen opkomen, ervoor uitkomen en vechten tegen de onwetendheid, tegen de intolerantie. Meer dan eender wat te leren om onszelf lief te hebben, te leren te accepteren wie we zijn, de mensen die we zijn en niet de mensen die de wereld wil dat we zijn. Omdat de wereld waar ik in geloof, er een is waarin het omarmen van je licht niet het ontkennen van je donker betekent. Ik geloof in een wereld waar je wordt gemeten naar je vermogen om tegenslagen te overwinnen, niet om ze te vermijden. Ik geloof in een wereld waar ik iemand in de ogen kan kijken en zeggen: ‘Ik ga door een hel’, en diegene me ook kan aankijken en zeggen: ‘Ik ook’, en dat dat oké is. Omdat depressie oké is.

We zijn mensen. We zijn mensen, we worstelen, we lijden, we bloeden, we huilen. Als je denkt dat ware kracht nooit zwakte tonen betekent, dan kom ik je hier vertellen dat je je vergist. Je vergist je, want het is net het tegenovergestelde. We zijn mensen en we hebben problemen. We zijn niet perfect, dat is oké. We moeten de onwetendheid, de intolerantie, het stigma, de stilte stoppen, de taboes wegnemen, de waarheid onder ogen zien, beginnen te praten, want de enige manier waarop we een probleem kunnen oplossen waartegen mensen alleen vechten, is door samen sterk te zijn. Ik denk dat we dat kunnen.

Kevin Breel
Vertaling uit het Engels: Rik Delaet