Bij de dood van een schrijvende psychiater

16 juli 2012 ♦ Hansje Galesloot LITERATUUR

Rutger Koplakoplandnd, Frederik van Eeden, Vasalis, Anna Enquist, Minke Douwesz, Irvin D. Yalom: allemaal schrijvende of dichtende psychiaters. Die hele mooie werken hebben geschreven. Grotendeels deden ze dat onder pseudoniem. Heeft hun vak van psychiater dan niets met hun ambacht van dichter of romanschrijver te maken?

Leren van Spinoza
De Amerikaanse psychiater Irvin D. Yalom is er duidelijk over hoe dit voor hem werkt. Hij publiceerde wereldwijde bestsellers over de gedachtewereld van Nietzsche, Schopenhauer en recent Spinoza. Die romans hebben juist alles met zijn werk als psychiater te maken. Niet op de manier waar je misschien als eerste aan denkt: dat de levenswijsheid, opgedaan in het werk als psychiater, doorklinkt in de romans. Het is andersom, legt hij in het voorwoord van zijn laatste roman uit:

“Ik geloof dat Spinoza, net als Nietzsche en Schopenhauer, veel heeft geschreven dat buitengewoon relevant is voor mijn terrein binnen de psychiatrie en de psychotherapie – bijvoorbeeld dat ideeën, gedachten en gevoelens worden veroorzaakt door eerdere ervaringen, dat hartstochten objectief kunnen worden bestudeerd en dat inzicht tot transcendentie leidt – en ik wilde deze bijdragen graag naar voren halen in een ideeënroman.”

De ziel en de letter
Nu klinkt dat misschien nog wat cryptisch, maar wie het beter wil begrijpen moet toch echt even zo’n mooi boek van Yalom gaan lezen (zijn laatste roman Het raadsel Spinoza is wat houterig geschreven, maar blijft de moeite waard). In elk geval wordt hiermee duidelijk dat Yalom zijn vakinspiratie niet in de eerste plaats opdoet uit verhandelingen over de neurologische structuur van de hersenen.

Onder de mooie titel ‘De ziel en de letter’ schreef psychiater Henk Corthals enkele jaren terug een essay over het fenomeen van schrijvende psychiaters, of eigenlijk breder: over het verband tussen literatuur en psychologie. Alleen al het woord ‘ziel’ in de titel vormt een uitbraak uit de gedachtewereld van de biologische psychologie, want daar situeren ze dit schimmige fenomeen hoogstens in religieuze sferen.

De kunstenaar en de gek
Corthals onderscheidt drie manieren waarop de twee vakgebieden elkaar kunnen overlappen of beïnvloeden. De eerste manier is meteen problematisch: de schrijver die ook een beetje gek is en daarom mooie dingen schrijft. Daar moest Rutger Kopland, de net overleden psychiater en dichter R.H. van den Hoofdakker, helemaal niets van hebben. Het is een romantische fabel dat beiden toegang zouden hebben tot diepere lagen van de ziel. De praktiserend psychiater weet wel beter, aldus Kopland: de psychiatrische patiënt heeft vooral een probleem en zit gevangen in een gemankeerd uitdrukkingsvermogen. Dat zal misschien niet iedereen met hem eens zijn.

Tegenwicht voor rubriceringsdrift
De tweede verbinding tussen psychologie en literatuur, aldus nog steeds Corthals, is dat romans een goed inkijkje kunnen bieden in de belevingswereld van iemand die lijdt aan een bepaalde stoornis. Een verplichte literatuurlijst voor psychiaters in opleiding zou een mooi tegenwicht vormen ‘tegen de huidige verzakelijking, informatieterreur en fantasieloze rubriceringsdrift binnen ons vakgebied’, zoals Corthals het mooi formuleert.

Denk aan De dubbelganger van Dostojewski (meervoudige persoonlijkheidsstoornis), Een hongerkunstenaar van Franz Kafka (anorexia nervosa) of Eline Vere van Louis Couperus (depressie). Interessant is ook Strikt van Minke Douwesz die als psychiater werkzaam is in Tilburg. Het boek gaat over lesbische liefde, maar ook over de essentie van het vak van psychiater.

Gestoorde teksten
En tot slot zijn er de teksten van ‘gestoorden’ zelf: Keefman van Jan Arends, waarin op een beklemmende manier het opgesloten zijn in de eigen gedachtewereld wordt geschetst. Of De val van August Willemsen over het zelfdestructieve gedrag van een alcoholist.

artaud

In een komend nummer van Deviant hopen we aandacht te besteden aan een bijzondere tekst uit 1947 van de Franse schrijver Artonin Artaud: Van Gogh, le suicidé de la société (1947). In 1987 in het Nederlands verschenen onder de titel Van Gogh, de zelfmoordenaar door de maatschappij (vertaald door Jules Dister). In hallucinerende bewoordingen probeert Artaud, zelf jarenlang opgenomen geweest, aan te tonen dat het genie Vincent van Gogh te groot was voor een samenleving van kleinburgers, en daarom tot de waanzin en uiteindelijk tot zelfmoord is gedreven.

Hansje Galesloot

Foto: Artonin Artaud, gefotografeerd door Man Ray.